zaterdag 15 juni 2013

Komt dat zien - 2e lj

Komt dat zien - 2e lj

AD 2: De leerlingen kunnen de wereld en in het bijzonder de muzische expressie daarvan met een open houding benaderen.

AD 20: De leerlingen kunnen overal mogelijkheden tot muzische vormgeving ontdekken en toepassen.

Domein
Drama:
De leerlingen kunnen:
-plezier vinden in een presentatie voor publiek
-openstaan voor verschillende vormen van theater
-speeldurf ontwikkelen
-praten over en kritisch staan tegenover de keuze van de spelvorm, onderwerpen en beleving, in het eigen spel en dat van anderen.

Verloop van de activiteit.
Eerst binnen in een ruimte waar de kinderen goed kunnen bewegen
Daarna bij voorkeur buiten.

Instap
Laat de leerlingen vertellen over toneel op straat. Wie heeft ooit een voorstelling op straat gezien? Wat gebeurde er dan? Levende standbeelden, een poppenspel, een circusact...

Op straat!
1. Spektakel
Lees de volgende tekst:
"Je kan toneel zien in een zaal,
maar ook op straat.
Tijdens een festival, of een feest in de stad."

Bekijk een fragment over straattheater op de DVD Mikado2 of zoek zelf iets op Youtube op.




2. Je gelooft je ogen niet!
Werkblaadjes worden uitgedeeld.



Opdracht: Teken iemand die op straat toneel speelt. Iets wat je zelf gezien hebt of zelf bedenkt.





Buiten
Bespreek wat het verschil is tussen binnen in een zaal toneel spelen en buiten op straat.

Binnen
-droog
-je weet wanneer het begint en eindigt
-je blijft zitten tot op het einde
-het publiek loopt niet weg

Buiten
-het kan regenen
-je weet meestal niet hoe lang het duurt
-je kan weggaan als je wil
-de spelers moeten een goede act hebben zodat ze het publiek blijven boeien.

3. Opwarmen
Stap 1 : Stap rond in het lokaal. Op een signaal maak je een onbeweeglijk standbeeld van een circusartiest op straat.

Stap 2:
Stap nu per 2 en maak samen op het signaal een standbeeld waarbij één iemand de goochelaar speelt, de ander is assistent.


Stap 3 :
Eén van jullie is een onbestaand dier. Doe met het dier een kunstje.


Stap 4:
Speel een straatorkest van verklede mensen (doe alsof).



4. Het straattheaterfestival
Vanaf nu gaat de activiteit bij voorkeur buiten door.
We maken groepjes van 3 of 4 leerlingen en laten de leerlingen zelf kiezen wat ze willen doen.
We voorzien zelf een paar handpoppen of vingerpopjes, enkele kleine muziekinstrumenten (kan ook zelfgemaakt zijn), een paar sjaaltjes,...

Er is keuze tussen:
-Straatgoochelen: een goochelaar die op straat een goocheltruc uitvoert
-Puppetbusker: poppenspelers die buiten een voorstelling geven
-Gekke fanfare: allerlei gekke figuren die op instrumenten spelen
-Clownact: clowns die het publiek vermaken
-Levend standbeeld: mensen die in een bevroren houdin onbeweeglijk blijven staan
-Straatspektakel: een show met dans op straat

Stap 1:
We kiezen een plekje om te oefenen (ongeveer 10 minuutjes)






Stap 2:
De voorstelling zelf.




Stap 3 :
Hoe kunnen we onze voorstelling nu nog beter maken?








maandag 10 juni 2013

Iene Miene Mutte - 1e lj

Iene Miene Mutte - 1e lj

AD 8: De leerlingen kunnen genieten van een kunstzinnige expressie of een kunstwerk.
AD 19: De leerlingen kunnen genoegen beleven aan muzisch bezig zijn.


Domeinen:
Muzisch taalgebruik: De leerlingen kunnen gevoelig zijn voor het overdrachtelijke of symbolische karakter van een muzische expressievorm.

Muzikale opvoeding: De leerlingen kunnen een gevarieerd repertoire aan kindgerichte liedjes zuiver en expressief zingen en gebruiken als impuls voor diverse expressiewijzen en spelvormen

Beweging: De leerlingen kunnen genieten van het lichaam in beweging en samen een bewegingsopdracht uitvoeren.

Drama: De leerlingen kunnen bewegingen aanpassen aan de spelsituatie een een aangepaste spreektechniek ontwikkelen.

Verloop van de activiteit

Instap
Kringgesprek
Wat doe je als je in een spel op de speelplaats iemand nodig hebt om tikker of zoiets te spelen? Je kan iemand aanduiden of vragen, maar je kan.ook werken met een aftelrijmpje. Wat is een aftelrijmpje? Ken je aftelrijmen? Iene Miene Mutte is zo'n oud aftelrijmpje. Lees het aftelrijmpje voor en speel het spel.

Iene Miene Mutte
Tien pond grutten,
Tien pond kaas,
Iene Miene Mutte is de baas.




Vroeger deden ze dat ook op de speelplaats. Vraag dit maar eens aan jullie oma en opa.
We kijken naar de de DVD Mikado 2 "Iene Miene Mutte"



1.Twee aftelrijmpjes

Stap 1: Lees de aftelrijmpjes voor

Iene Miene Mutte
tien pond grutten
tien pond kaas
iene miene mutte 
is de baas

Op de toren 
werd geboren
Piet of Nel?
Piet/Nel
Dan ben jij het niet/wel

Stap 2: leer de versjes aan en laat de lln dit ook uitvoeren












Stap 3: We maken zelf een aftelrijmpje

Hier zijn enkele startzinnen:
-op de tafel staat een koffiepot
-buiten aan de hemel schijnt de zon
-Briem bram broem
-Timpe tampe tovenaar
-Wie het eerst de sterren ziet 

en eindig met en jij bent er van af (of zoiets)


2. Een muzikaal versje

Stap 1: Leer het liedje aan en doe er enkele bewegingen bij

Ozewiezewoze,
Wiezewalla, kristalla
Kristoze, wiezewoze,
wiezewieswieswieswies




Eventjes herhalen: zie filmpje




3. Een versje met bewegingen

Stap 1: leer het liedje aan zonder de bewegingen

Heb je wel gehoord van de zeven, de zeven
heb je wel gehoord van de zevensprong?
Men zegt dat ik niet dansen kan!
Ik kan dansen als een Edelman.
Dat is één
Dat is twee
Dat is drie
Dat is vier
Dat is vijf
Dat is zes
Dat is zeven!

Bij elk cijfer volgt een sierlijke beweging (vb een buiging). Bij elk cijfer herhaal je het vorige cijfer. Doe dit zo verder. Laat de leerlingen zelf een beweging bedenken.





Het volledige versje met bewegingen:: zie filmpje




4. Een versje om mee uit te beelden.

Stap 1: We kijken naar een fragment op de DVD Mikado 1






Stap 2: Dit vingerversje speel je per vinger, telkens als de vinger aan de beurt is, moet ze bewegen. Je kan elke vinger ook een gezicht geven, dan worden ze poppetjes die de zin zeggen.

Naar bed, naar bed, zei Duimelot.
Eerst nog wat eten, zie Likkepot.
Waar zal ik het halen? zie Langejan
Uit grootvaders kast, zei Ringeling
Dat zal ik verklappen, zei het Kleine Ding.

5. Een versje dat je moet tekenen.

Uitdelen van een tekenblad en 1 kleurpotlood. Bij voorkeur groen

Stap 1: Lees het versje voor

Groen, groen grasje
Melk in mijn tasje
Melk in mijn kommetje
Is dat geen aardig jongetje.

Stap 2: de lln voeren de tekenopdracht uit.

Groen, groen grasje.
Teken gras.
Melk in mijn tasje
Maak van het gras een kopje
Melk in mijn kommetje
Voeg nog een ander oor aan het kopje
Is dat geen aardig jongetje.
Voeg twee oogjes en een mond toe.




















donderdag 6 juni 2013

Alles is groen - 2e leerjaar

Alles is groen - 2e lj

AD2: De leerlingen kunnen de wereld (en vooral het kunstzinnige) met een open houding benaderen.

AD20: De leerlingen kunnen overal mogelijkheden tot muzische vormgeving ontdekken en toepassen.


Domeinen
Beeld:
-de lln kunnen  een kleur lichter en donkerder

Muzisch taalgebruik:-de lln kunnen associëren vanuit een kleur
-de lln kunnen een verhaal verzinnen vanuit een opgegeven (groen voorwerp)
-de lln kunnen openstaan voor creatieve opdrachten

Media:
-de lln kunnen een detailopname nauwkeurig bekijken
-creatief werken met beeldmateriaal


Verloop van de activiteit

Deze activiteit bestaat uit 2 delen.

Deel 1

Instap
Speel het spelletje "Ik zie wat jij niet ziet en het is groen"

Een reuzenlandschap in groentinten

1) Zoals een groot kunstenaar
Stap 1
a) We kijken naar enkele afbeeldingen van David Hockney. Wie is David Hockney?
David Hockney (1937) is een Engels kunstenaar (schilder, fotograaf, podiumdesigner...) Hij behoort tot de popart stroming.










Wat valt op?Allerlei tinten van groen

Afbeelding "The road to thwing early spring" tonen.



Wat valt bij deze afbeelding nog op?
Het werk bestaat uit 6 delen

Stap 2: benodigdheden: schaar en lijm, tekenblad, tijdschrift
Opdracht:
Zoek een prent waarin er heel veel groen gebruikt wordt.
Knip de prent in 6 stukken (knip eerst de prent in 2 stroken en dan elke strook in 3 stukken)
Kleef ze op jouw tekenblad zoals het kunstwerk.





Met een groene bril

2) In het groen denken groene potloden worden uitgedeeld

Stap 1: associëren
Sluit je ogen en denk aan groen.
Doe je ogen terug open.
Waaraan denk je allemaal?
Groen doet je denken aan...
landschap, gras, natuur, bomen, kransen, kerstbomen, marsmannetjes, draken, kikkers, reptielen, krokodillen, monsters, dinosaurissen,...

We maken een woordwolk op het bord. De leerlingen schrijven in het groen op de achterkant van hun tekenblad de woorden mee in een woordwolk.

Stap 2: Laat de lln per 2 verzinnen wat er zou veranderen hoe de wereld eruit zou zien als
-alle groenten groen zouden zijn
-alle mensen groen zouden zijn
-alle auto's groen zouden zijn
-alle verkeerslichten
-huizen
-dieren
-tafels en stoelent
-bloemen

Stap 3We luisteren naar de verhalen

Deel 2

Stap 1: terug eventjes aankoppelen "Alles is groen"

Stap 2: tijdschriften uitdelen en A3 tekenblad

Stap 3:
Opdracht: Maak een kunstwerk met groene prenten (of stukjes van prenten). Tusssen de prenten mag er groen gekleurd worden met stift of kleurpotloden of allerlei dingen bij getekend worden.